De Hon
De Hon
De aangegroeide ‘staart’ in het oosten van Ameland is buitendijks land: open naar de Noordzee en open naar de Waddenzee. Af en toe slaat de zee er dwars overheen, waarvan zandige geulen en afgekalfde duinen getuigen. Bij zeer hoog water kan de strandvlakte, de brede overgang van duinenrij naar strand aan de Noordzeezijde onderlopen, net als de hoge kwelder aan de Waddenzeezijde. Een brokkelige duinenrij ligt als een ruggengraat met wervels van wisselende grootte van west naar oost; bepaald geen betrouwbare stuifdijk zoals die westwaarts in het landschap liggen. Het is een komen en gaan van kopjes en buitjes, aan de zuidzijde richting Waddenzee begroeit, en aan de noordzijde deels kaal en met wat gele bloemetjes. Op de koppen staan pollen helm. Nergens staan in de zandige, uitgeblazen laagtes meer fraai duizendguldenkruid dan op dit soort zandige strandvlaktes waar het leven maar net begonnen is. Meeuwen en rustende lepelaars vragen om afstand houden. En zijn deels (op de kwelder tegen de duinen aan) kleine paadjes van een enkele excursieganger; let altijd op waar je op stapt en houdt afstand tot eventuele lepelaars. Meeuwen eisen hun ruimte op. De strandvlaktes zijn goed te belopen en dragen de sporen van een enkele terreinwagen die hier blijkens de bordjes van beheerder ‘t Fryske Gea verboden zijn.
Bron: Bloeiendeduinen